Laicka uit de tunnel

Geduld…

Het gekke aan geduld is dat het niet passief is. Het doet iets met je. Het vraagt je om aanwezig te blijven, zelfs als er niks gebeurt. En precies dát is waar ik de afgelopen tijd middenin zit: wachten op wat komt, terwijl ik al leef alsof het er bijna is.

Het is inmiddels bijna een jaar geleden dat Fix overleed. En bijna een half jaar sinds ik afscheid moest nemen van Laicka. Twee liefdes. Twee stiltes. Twee stukjes van mijn hart die ik elke dag meedraag. En hoewel de scherpe rouw liever wordt, blijft het gemis fluisteren in de dagen.

En nu… nu wacht ik op Laxi.

En dat wachten is allesbehalve stil. Het is doordrenkt van verlangen. Van liefde. Van herinnering. Mijn hoofd telt maanden. Mijn hart telt stappen. Mijn lijf wil iets vasthouden dat er nog niet is.

Het voelt gek dat het eerste rouwjaar van Fix voorbij is gevlogen, terwijl de negen maanden die ik nog moet wachten op Laxi eindeloos lijken te duren. Maar ik snap het ook. Toen Fix overleed, werd ik geleefd. Nu lééf ik — en verlang ik bewust vooruit.

Ik bereid me voor. Met lijstjes, schema’s, uitzetjes. Niet omdat ik de controle wil, maar omdat ik haar nu al wil dragen. In gedachte, in ritme, in zachtheid. En tegelijkertijd weet ik dat ik straks moet gaan loslaten. Vertrouwen op Sjoerd. Op het proces. Op mezelf. En eerlijk? Dat vind ik spannend. Ik wil het goed doen. Zo graag.

En daarin word ik geconfronteerd met geduld. Met het niet kunnen versnellen. Niet kunnen vasthouden. Alleen maar voelen. Alleen maar wachten. Alleen maar hopen.

Misschien is geduld wel een spier die ik leer trainen, net zoals klanten geduld leren hebben. Niet om harder te trekken, maar om liever te dragen. En ergens weet ik: ze komt. Laxi komt. En tot die tijd mag ik gewoon een beetje moeder zijn in de toekomst — al is het nog zonder pootjes op de vloer.